Dit boek hinkt als het ware op twee benen. Aan de ene kant is het een onderzoek naar de vroege geschiedenis van Europa op basis van de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen van het DNA-onderzoek. Het blijkt dat onderzoekers inmiddels DNA kunnen analyseren van mensen die tienduizenden jaren dood zijn. En het einde is nog lang niet in zicht. Aan de andere kant is het een zoektocht naar de voorouders van de Zweedse schrijfster. Op een wat kunstmatige wijze worden deze twee thema's aan elkaar gekoppeld. Maar vooral het deel over de geschiedenis van het DNA-onderzoek is erg geslaagd, al zal de geïnteresseerde wel wat moeite hebben met het theoretische deel. Maar de schrijfster maakt het levendig door gesprekken met beroemde DNA-wetenschappers en doordat ze de plaatsen bezoekt die voor een archeologische doorbraak hebben gezorgd, bijvoorbeeld Cro-Magnon in Zuid-Frankijk, Khirokitia op Cyprus en Vitlycke in Zweden. Met foto's, sommige in kleur, een hoofdstuk met vragen en antwoorden over DNA en een hoofdstuk met bronnen, leestips en reisadviezen.